zaterdag 15 maart 2008

van Christchurch naar Bedum


Christchurch is onze laatste stop en tevens de vertrekplaats naar Nederland.
Christchurch is de derde grote plaats van Nieuw-Zeeland. Er wonen volgens de gegevens 320.000 mensen en dat is meer dan eenderde van het bewoners-totaal van het Zuidereiland. Als je Dunedin dan daarbij rekent, verklaart het wel dat je verder op het Zuidereiland maar weinig dorpen tegenkomt.
Christchurch is een overzichtelijke stad met een plezierig centrum.





En evenals Dunedin heeft Christchurch een schiereiland. In dit geval Banks Pensula, met Akaroa als een soort hoofdplaats.
Akaroa ligt op 80 km vanaf Chistchurch. Dat is ongeveer anderhalf uur rijden, door een verrassend heuvellandschap. Ook verrassend is, dat het schiereiland Banks zoveel rust uitstraalt.


Akaroa is ooit door de Fransen gesticht (niet wetend dat de Engelsen Nieuw-Zeeland al hadden geclaimd) en ademt nog steeds een franse sfeer.

Even terzijde: De term: "VACANCY" op het bord betekent dat er een kamer o.i.d vrij is. Dus niet dat de eigenaar met vakantie is.
De baaien die de haven en de inhammen van Akaroa bepalen, zijn eigenlijk ingestorte vulkanen. De baai naar haven heeft daardoor een bijzondere oever en veel vogelleven, dat een trip door de haven en de haventoegang rechtvaardigt.
Ook, en dat is de hoofdreden van onze boottrip, komen bij de haveningang de al eerder door ons gesignaleerde Hector dolfijnen voor. Ondernemers spelen daar natuurlijk op in.

De Hector-dolfijn is een van de kleinste dolfijnensoorten (niet groter dan 1,5 meter) en komt alleen bij sommige kusten van Nieuw-Zeeland voor. Opvallend is de ronde, donkere rugvin en een grijze vlek op het voorhoofd. We zullen zien of we ze tegen komen.
Voor ons ligt een vissersboot. Hoe en waar die vist is niet duidelijk want waar Hectordolfijnen voorkomen, mag niet met netten gevist worden.

We varen op een vrij kleine boot langs een kolonie (Spotted) aalscholvers, diverse zeehonden en een kolonie Sterns.



We bewonderen de kust, inclusief de olifantrots, varen reusachtige grotten in en zien inderdaad een aantal Hector dolfijnen.



Op de terugweg naar de haven komen we, dobberend op de golven een paar Hector-dolfijn-moeders met jongen tegen. Lastig fotograferen zo op een schommelende, stilliggende boot.


Het hoogtepunt van de tocht is dat twee en later drie, Hector-dolfijnen een tijdje voor de boeg gingen surfen, waarbij ze soms leken te kijken of wij het wel leuk vinden. Applaus als ze na een tijdje weer hun eigen weg gaan.

We varen naar de steiger.

We dwalen wat door Akaroa en bezoeken een Maori-nederzetting dat 6 km verder ligt. Er is nog een kerkje en een gemeenschapshuis, die onder de Trust vallen. Trouwen en dopen kan nog wel in het kerkje.

De volgende dag gaan we het Antarctisch Centrum bezoeken. We kamperen daar toch dicht bij.
Interessante tentoonstelling, vooral als je wat geïnteresseerd bent in het poolgebied. Erg leuk is de rit met een Hägglund. We rijden over een terrein dat het pooloppervlak moet voorstellen. Het rijden lijkt wel een achtbaan, compleet met gegil bij enge dingen. Formidabel wat deze voertuigen kunnen. Over een spleet rijden van een meter breed? geen probleem. Op een gegeven moment rijden we vanaf een steile heuvel (help!!) het water in. Toen bleek de Hägglund ook te kunnen varen. Het water stond bij ons op borsthoogte. Gelukkig blijven wij gewoon droog.

We gingen nu maar eens inpakken.
Ehhh.. hoe laat vertrokken we ook alweer?
Grote schrik toen bleek dat we zouden vliegen toen wij gierend van de lach in de Hägglund zaten. Tja wat nu?
Regelen op het vliegveld gaat niet meer (de balie van Singapore Airlines blijkt al gesloten), maar we krijgen een telefoonnummer dat 24/dag uur gebeld kan worden.
Na lang bellen komen we op de wachtlijst. Morgen om negen uur op het vliegveld zijn.
Voor de autoverhuurder is het niet zo'n groot probleem. Alles schuift wat hem betreft gewoon wat op.
De volgende dag worden we lang in spanning gehouden. Om negen uur aanwezig en om vijf voor half twaalf krijgen we bericht: "Jullie kunnen mee!"
Twaalf uur precies rijdt het vliegtuig naar de startbaan. We vliegen direct door naar Schiphol. Nu ja, na zeven uur wachten op het vliegveld van Singapore. Jammer van de geplande dag Singapore, hoewel het daar bij aankomst regent. Maar wel 25 graden Celcius.

Gelukkig is het vliegveld nog steeds prachtig en prettig.

Zo'n 30 uur na vertrek uit Christchurch (in Nederland is het dan 6 uur in de ochtend) zijn we op Schiphol, waar we door Niels en Sabine worden overvallen/verwelkomt.

Half een zijn we thuis.
Een beetje onwerkelijk allemaal. Alles is weer anders. Eerst maar even wat slapen en weer wennen aan Nederland.
.
.
We sluiten het Blog nog af met een epiloog (hoe gaat dat nu een Blog maken op vakantie?) en Tips onder andere voor als je ook naar Nieuw-Zeeland wilt.
Blijf het Blog dus volgen.
Als je vragen/opmerkingen hebt, kan dat bij de "reacties" in het Blog (vergeet niet de weergegeven letters in te vullen) of op onze mail: deroos.bedum@gmail.com

woensdag 12 maart 2008

De laatste kans op een Kea

De Kiwi en de Kea lijken te strijden om het symbool van Nieuw-Zeeland te zijn. Dat de Kiwi dat wint, wil niet zeggen dat we de Kea dan maar links moeten laten liggen. De Kea is een vogel die zich in de bergen ophoudt. We zijn nu nog in de buurt (nu ja, een paar honderd km verwijderd) van Mount Cook en het hooggebergte. En daar willen we ook nog wel eens heen. Als het weer dat toelaat....
We hadden Mount Cook natuurlijk vanuit de helikopter gezien, maar niet vanaf de grond.
En een nog sterker argument om weer naar de bergen te gaan: we hebben nog helemaal geen Kea gezien. Niet bij Milfordsound, niet ergens anders in de bergen, nergens.
Wel borden dat je de Kea's niet mag voeren. En natuurlijk had Bill van Gunn's Camp zijn eigen Kea's. Maar dat schiet natuurlijk ook niet erg op.
Kea's zijn erg guitige vogels hebben we gehoord, met een dwangmatig soort nieuwsgierigheid. Ze komen vanzelf op je af. Brillen en sierraden vasthouden, want dat willen ze nog wel eens meenemen. Dat ze het ook leuk vinden om de rubbers van de auto te slopen, zouden we op de koop toe nemen. Maar zelfs dat is tot nu toe niet gebeurd.
(Deze foto van de Kea komt trouwens van internet (Wikepedia) en is bedoeld om vragen als: "KEA?? Wat is dat?" te beantwoorden.)

OK, de neef van de Kea de Kaka, hebben we wel regelmatig gezien (zie o.a.: http://dickenatie.blogspot.com/2008/02/cape-kidnappers.html).
Ook leuk, maar een Kaka is nog geen Kea.
Terug naar Mount Cook dan maar.

Mount Cook is beroemd en daarnaast (of daarom) ook nog eens de hoogste berg in Nieuw-Zeeland (3764 meter). En een mooie berg. Helaas is Mount Cook 226 dagen per jaar in de wolken gehuld. Maar wij hebben weer eens geluk: Mount Cook vertoont zich in een heldere, zonnige lucht.
Dat betekent op 55 km lange toegangsweg wel ongeveer iedere paar kilometer stoppen voor een foto van weer een nieuw gezichtspunt.

We picknicken bij een beekje, met zicht op Mount Cook.


Het is heel apart dat we door een tamelijk vlak landschap rijden (de Mount Cook-vallei), recht op een grote gletsjer af.


In het dorp Mount Cook (inderdaad: dezelfde naam) is de gletsjer van de omringende bergen nadrukkelijk aanwezig.

We gaan een wandeling maken naar het Kea Point. Daar moeten die beesten toch zijn, is onze gedachte. We zien wel veel mooie uitzichten, maar geen Kea's.


De morenewal is indrukwekkend.

Vanuit onze cabin, op 20 km vanaf het dorp is Mount Cook, is het uitzicht prachtig.

Vooral mooi als als de zon ondergaat, maar dan moet je wel snel zijn, want de laatste zonnestralen op de top verwijnen in rap tempo.

En mooi is de berg ook als de zon weer opkomt boven het koude land.

De volgende dag rijden we wat verder om het Tasman Lake te bezoeken, waarop nog wat ochtend-ijs ligt en waarvan we de ijsbergen al eerder vanuit de helicopter hebben gezien.

Beneden is het meer imposant en zijn de ijsbergen dat niet minder.

Mount Tasman straalt in de zon.
We maken nog een tochtje naar de Blue Lakes, die vooral groen zijn en rijden weg van Mount Cook, die zich nu steeds meer in de wolken gaat hullen.
Bij Twizel bezoeken we een hulpprogramma voor de zwarte uitvoering van de Steltkluut, (de Black Stilt, ook wel Kaki genoemd met voor de liefhebbers de wetenschappelijke naam: Himantopus novaezelandiae, om aan te geven dat deze vogel alleen hier voorkomt) en zien mede daardoor een paartje bij een meertje, niet ver vanaf Twizel.

We overnachten bij Lake Tekapo.

De volgende dag, bij Lake Tekapo dus, zien we nog een Zwarte Steltkluut, wat nogal bijzonder is, omdat in dit deel van het land slechts 100 vogels leven.
Maar ja, het zijn geen Kea's.
Het landschap waar we vanaf Lake Tekapo door rijden is een hoogvlakte en lijkt op een desert, maar het herbergt zo te zien veel konijnen en evenredig veel Australasian Harriers (een adelaar- achtige roofvogel).

Als we afdalen naar een lager niveau, is het landschap nogal Hollands: vlak en veel farmland. Het schiet wel prettig op.
Een paar uur later zijn we in Christchurch, wat onze laatste stop zal zijn in NZ.

zondag 9 maart 2008

Dunedin en Otago

Van alle schotse steden in Nieuw Zeeland is Dunedin wel het schotst, maar eigenlijk vind je in Dunedin vertegenwoordigers uit alle windstreken. Dunedin heeft ook een bekende universiteit en ligt tegen het schiereiland Otago aan.

In Dunedin vinden we een prettig internetcafé met prima wireless, mooie gebouwen, een leuke markt in het centrum en een relaxte sfeer.

Helaas wordt het weer wat minder, hoewel het nog wel droog is.
Wij willen Otago Peninsula (Peninsula betekent schiereiland) bekijken. We hebben gehoord dat Otago mooi is en er veel te zien valt.

En we willen de Royal Albatrossen wel eens van dichtbij zien. En de Geeloogpinguïn en nog veel meer.
Op advies van de Gunns-camp-beheerders (zie de Blog Milford Sound), doen we dat met Elm, een safari-bedrijf dat met een paar schapenhouders afspraken heeft gemaakt over het betreden van hun land. Want dat land is nu net de plaats waar een stel geeloogpinguïns broeden.
We worden opgehaald vanaf de camping, pikken nog een stel mensen op, en rijden over steile heuvels met schitterende uitzichten, langs vogelrijke inhammen (inlets) en komen tenslotte, via een paar hekken (Private property!) op een klif tot stilstand.
Op het strand beneden ons zien we een paar pinguïns en een stel zeeleeuwen (niet weer zeeleeuwen!).

We dalen af naar een zeehondenkolonie op de rotsen bij Ryans Beach, gaan weer omhoog en dalen nu af naar een strand (Pipikaretu Beach) aan de andere kant van de klif. Goed voor de conditie in elk geval.

We trekken ons niet veel meer aan van de stoeiende jonge zeeleeuwen, die al door een ouder mannetje terecht gewezen worden en staan even later oog in oog met een geeloogpinguïn-jong.

Verderop kunnen we via een schuilhut deze vogels uit de zee zien komen, om daarna naar hun nesten te klimmen.Duidelijk is dat de gele oogen en de gele kopstreep pas komen als de vogels ouder worden (deze oudere staat hier overigens te ruien).


Grappig is de ontmoeting van een grazend schaap en een pinguïn.

Daarna gaan we naar beroemde Taiaroa Head, de enige plaats waar de Royal albatrossen op land (niet op een afgelegen eiland) broeden. De kolonie zelf is niet toegankelijk, maar vogels kunnen meestal vliegen. Het waait wel, maar niet hard, zodat de jonge albatrossen (na ongeveer vier jaar op zee gezworven te hebben), op zoek naar een partner, regelmatig langs de klif zeilen. Als het hard waait, hoeven ze niet langs de klif te zeilen en vliegen ze uit het zicht van ons, of erg hoog, wat op hetzelfde neerkomt. Het zijn werkelijk grote vogels met een vleugelspanwijdte van bijna 3,5 meter. En ze kunnen oud worden. De oudste van deze kolonie was een vrouwtje die 60 jaar oud is geworden (in elk geval daarna niet meer terug kwam naar Taiaroa Head).

Het is al laat als we weer terug gaan.

De volgende dag regent het. We troosten ons met een koffie en een prettige verbinding in het internet café. Eigenlijk is het ook een goede gelegenheid om het schiereiland verder te verkennen. Vooral de Papanui Inlet en de Hoopers Inlet, waar de vogels geen last hebben van het weer.


De wegen zijn soms glibberig (4WD is prettig) en de juiste route is soms lastig te vinden.

De volgende dag regent het nog harder, We bezoeken onder andere het bijzondere treinstation van Dunedin en rijden verder langs de kust noordwaarts.

De regen houdt op als we goed en wel Dunedin uit zijn. Een mooie gelegenheid om de de Moeraki Boulders te bezoeken.
Deze kogelronde stenen van soms bijna 1,5 m diameter zijn hier uit de kust geërodeerd. Het zijn geen fossielen, maar tientallen miljoenen jaren oude, aangegroeide steenzouten rond een kern. En nu liggen ze dus op het strand.

Gezien de ontwikkeling van het weer gaan we pogen Mount Cook te zien. Wel een stukje omrijden, maar onderweg valt ook genoeg te zien en te beleven.