donderdag 6 maart 2008

Catlins: geeloog of zeeleeuw?

We gaan de laatste weken van de vakantie in. We waren even bang dat de reacties op het Blog geblokkeerd waren, maar gelukkig waren er toch een paar reacties. Dus dat werkt nog wel. Misschien wordt iedereen ook wel een beetje Blog-moe.
We zijn blij dat er toch nog lezers zijn, want daar doen we het ook voor.
Maar goed, de Catlins dus.

De Catlins is een natuurgebied aan de uiterste zuidoost-kant van het zuidereiland.
Het gebied dat onder de Catlins gerekend wordt is groter dan enkel het natuurgebied met deze naam. Ruwweg ligt de Catlins tussen Invercargill, Balclutha en Dunedun.
De Catlins is als gebied niet zo bekend. Ten onrechte merken wij.
Niet alleen zijn de heuvels schilderachtig, ook langs de kust is van alles te beleven.
Er zijn watervallen, kust-grotten (helaas dor de ruwe zee voorlopig niet toegankelijk), een versteend bos aan de kust, pinguïns (bekend is vooral de geeloogpinguïn, een zeldzame pinguïn-soort) , zeehonden en zeeleeuwen. Verder veel baaien en natuurlijk ook bos, veel bos. Nieuw-Zeelands regenwoud. Maar bijna alle bos is NZ-regenwoud.
We rijden vanuit Bluff, via Invercargill over de Southern Scenic Route en schieten niet erg op, omdat er zoveel te zien is.

Om te beginnen het versteende bos bij Curio Bay, waarvoor je daar wel bij laag water moet zijn. Het wordt niet erg duidelijk uit welke tijd dit versteende bos stamt. Verder dan: "meer dan miljoenen jaren" gaat de informatie niet.

Vlakbij het versteende bos ligt de grote Porpoise Bay, waar we een stel op de golven spelende Hectordolfijnen zien. Helaas duurt dat spelen niet lang, want even later zien we alleen hun rugvinnen, ten teken dat ze weer zijn gaan vissen.

Hectordolfijnen zijn vrij zeldzaam, maar blijven nagenoeg altijd in deze baai, dus de kans om ze te zien is groot.
Terwijl we nog naar de dolfijnen kijken, laat een zeeleeuw zich op de strand spoelen. Leuk!, denken een paar mensen op het strand. De zeeleeuw denkt daar anders over en met een luid gebrul sprint hij er achter de strandgangers aan. Gelukkig zal een zeeleeuw geen grote stukken rennen, maar op korte afstand is de snelheid er wel degelijk. Voorzichtig toch wat foto's gemaakt, totdat ook deze afstand te kort was naar de mening van de zeeleeuw. We lieten hem verder met rust. Ook al omdat het postuur, het gebrul en de snelheid schrik aanjaagt. En ach, het was een jong mannetje, die zo te zien wat vechtpartijen achter de rug had.

Tegen de avond rijden we vanaf de camping weer terug naar Curio Bay; dit keer om de zeldzame geeloogpinguïn proberen te zien.
De geeloogpinguïn is een van de grotere pinguïnsoorten, maar deze houdt niet van gezelschap en is vrij schuw. De golven beuken op de kust en wij vragen ons af hoe die beesten aan land kunnen komen.

Ploteling, toch even niet goed opgelet, staat er een geeloogpinguïn op de rotsen.
Hij/zij gaat eerst uitgebreid de veren poetsen en roept na een half uur naar degene die op het nest zit, dat de aflossing er is. De pinguïn van het nest komt eraan lopen en ze begroeten elkaar. Heel bijzonder te zien.


We zien totaal zes geeloogpinguïn's aan land komen.

Vermakelijke beesten. En bijzonder, als je bedenkt dat ze de hele dag op zee aan het vissen zijn en daarna soms wel 2 km een heuvel moeten oplopen om bij het nest te komen.
Later komen er een paar pinguïns dichter bij ons aan land. Zo dicht, (25 m) dat we op een gegeven moment maar een paar meter naar achteren gaan, om ze de ruimte te geven die ze nodig hebben.


Ook bijzonder is het dat er zo'n 30 mensen een paar uur staan te kleumen om (in dit geval zes, wat veel is) geeloogpinguïns op een afstandje te zien.
Het is laat in de avond als we op de camping terug zijn.
De volgende dag, na een regennacht, gaan we toch (niet weer een waterval!) naar de Purakaunui falls, al was het alleen om alsnog hier een waterval gezien te hebben. De hoeveelheid water is niet indrukwekkend, maar het is wel een aparte waterval.
Daarna rijden we naar de Surat Bay, omdat daar wel eens Hooker's zeeleeuwen aan land komen. "Wel eens" is blijkbaar wat zacht uitgedrukt, want we treffen tientallen slapende, zand over zich werpende, beesten op het strand aan. Zeeleeuwen houden van zand en liggen vaak half begraven in een kuil. De dieren hier zijn nu veel goedmoediger dan degene die we bij Porpoise Bay zagen, want nu kunnen we vrij dicht bij komen, zonder dat ze agressief worden.
Zeeleeuwen zijn veel groter dan zeehonden. Dit mannetje (ouder dan 8 jaar) weegt zo'n 350 kg. Ze hebben ook meer pootachtige flippers, vooral als je de achterpoten bekijkt. Ze lopen dan ook beter dan de hippende zeehond.

Hooguit gaat soms en oog open. Maar wij blijven op afstand, al was het maar om de beesten hun rust te gunnen.




Leuk te zien hoe een jong de wijde wereld wil intrekken (in dit geval de duinen), maar op een gegeven moment toch door zijn moeder wordt teruggeroepen en weer naar het strand wordt gebracht.

We moeten nogal omrijden over een gravelroad, om bij Nugget Point te komen. Daar moet, behalve een vuurtoren, op de rotsen daaronder, ook zeehonden, pinguïns, zeeleeuwen en zeeolifanten te zien zijn.
We zien veel zeevogels en vermaken ons met het gedartel van de jonge zeehonden onder ons. Verder zien we een zeeleeuw in het water een jonge zeehond opeten.
Zielig natuurlijk, maar ook een zeeleeuw moet leven.
De zeeolifanten zien we niet. Maar ach, de omgeving is prachtig.

We eten een broodje op het strand, waar we nog wat schelpen zoeken en rijden vervolgens verder naar Dunedin, een universiteitsstad, met schotse allure en het mooie schiereiland Peninsula.

maandag 3 maart 2008

Het derde eiland

Steward Island is niet zo bekend. Het wordt wel het derde eiland genoemd. Er wonen ongeveer 400 mensen in één dorp. Bijna het hele eiland en de omringende eilanden (Steward Island bestaat uit zo'n 170 eilanden) is een nationaal park.

"Op Stewart Island regent het altijd!" voorspelde een lollige kampeerder toen we zeiden dat we plannen hadden daarheen te gaan. Maar dat soort praat houdt ons niet tegen.
We rijden over de Scenic Route South naar Invercargill. Deze weg is niet voor niets scenic: er is veel landschap en historisch te bewonderen.
We overnachten in Colac Bay op een mini Holyday Park. Interessante omgeving hier. Alleen de plaatsnamen al: Orepuki; Wakapatu; Waihoaka Te Waewae en zo gaat het nog een tijdje door. Mooi is het ook. Vooral door de ruige kusten.
In Invercargill (niet allen de naam doet Schots aan) boeken we de overtocht naar Stewart Island, verder een onderkomen en gegidste tocht op Ulva Island. Tenslotte, we zijn nu toch bezig, nemen we een B&B.
De volgende ochtend rijden we naar Bluff, parkeren de auto op een parking, schepen ons in en varen over een relatief kalme Foveax Strait in een uur naar Halfmoon Bay. Deze naam wordt vaker gebruikt dan de originele dorpsnaam Oban.
Meteen vanaf de boot doen we een island and city tour, wat een heleboel lijkt voor een dorp, maar het is een goede manier om even gauw iets over het eiland en het dorp te weten te komen.

Intussen merken we dat er in Oban een groot gebrek is aan personeel, want overal wordt naar personeel gevraagd. Helaas ontbreekt ons de tijd om hier aan de slag te gaan.
We verblijven in The View, die deze naam terecht draagt, want het is een hele klim met de rugzak, maar het uitzicht vanaf ons balkon (!) op de Halfmoon Bay is de beloning. En dat uitzicht wisselt met het uur en de dag. Nog afgezien van de scheepsbewegingen.


In de ochtend.

En in de avond.

De baai is onwerkelijk stil. We nemen een biertje en laten het eilandgevoel op ons inwerken.

Omdat we albatrossen willen zien, wordt ons aangeraden mee te varen op een vissersboot. Dat betekent in dit geval: zelf vissen. Negen uur vertrekt de Aurora, en wij moeten kwart voor aanwezig zijn. Dat zijn we. De bellbird laat horen dat het repertoire groter is dan we dachten. Het is stralend weer.

We worden hartelijk welkom geheten door Brian. Zijn maat heet ook Brian, dus dat is makkelijk. We noemen ze voor ons gemak maar even Brian 1 en Brian 2.
Brian 1 vertelt, terwijl we de Halfmoon Bay uit varen, dat de Aurora gebouwd is om golven te kunnen nemen, dus daar hoeven we ons geen zorgen over te maken. We gaan om te beginnen, vissen bij de Muttonbird Islands en verder zien we wel waar de vissen zitten.
Dat er een aantal zeerobben op de rotsen liggen te zonnen is al leuk, maar zodra we de hengel vieren komen de eerste albatrossen al kijken. We zien de de Grey-headed Mollymawk (bovenaan), de White-caped Mollymawk (de middelste), (beiden een albatros-soort); de Sooty Shearwater, die goed blijkt te kunnen duiken en veel meeuwen. Op een gegeven moment zien we zelfs de Royal Albatross op het water landen (onderste op de foto), maar die komt niet erg dicht bij.

Sooty Shearwater, die veel onderwater kijkt wat daar te halen valt.

We vangen goed, vooral Blue Cod; één van de beste en lekkerste vissen volgens de kenners.

Brian 2 maakt de vissen klaar voor consumptie en geeft het overschot aan de vogels, wat steeds gepaard gaat met een hevig albatros-gekrijs.

Sommige albatrossen zijn zo brutaal, dat ze zelfs proberen de gevangen vissen al van de haak proberen te plukken.
De slimme lezertjes mogen ontdekken welke albatros-soort dit is.

We fotograferen wat af op deze manier en vangen daarnaast ook nog vis. Brian 1 vraagt of hij de enige is die het een prachtige dag vindt. "Nee! Wij ook! Geweldig!" roepen we in koor.


Terug aan de steiger is de reeds gefileerde vis eerlijk verdeeld. Wij geven een helft van ons deel weg aan een stel jongens die met meer personen willen eten. Zelfs dan hebben we nog voor twee maaltijden gefileerde Blue Cod.
Ook na het vissen moeten we opschieten, want vanaf Golden Bay vertrekt over drie kwartier de tour naar Ulva Island.
Ulva Island is bijzonder, omdat dit eiland (te ver weg om zwemmend te bereiken) rat, kat en opossum-vrij is. Daardoor kunnen de oorspronkelijke vogelsoorten, die op de grond broeden of slecht/niet kunnen vliegen, hier leven.
Onze gids is Ulva (niet toevallig dat zij zo heet, want het eiland was ooit van haar familie), een bijzonder aardige (Maori) vrouw, die veel van de vogels en de planten blijkt te weten en ze ook kan vinden.
We zien veel en leren nog meer.

Dat het weer van Stewart Island onvoorspelbaar is, blijkt als er tijdens de wandeling op Ulva Island een harde wind opsteekt en de zon achter de wolken verdwijnt. Over een wat ruwere zee varen we terug.
We laten de vis bakken in een Fish & Chips-tent, klimmen naar The View en genieten van de vis en de herinnering aan de dag.
De volgende dag waait het hard, maar de zon schijnt. Wij maken een aantal wandelingen naar landpunten, een vuurtoren ( Ackers point), uitzichten en mooie stranden. De vogels houden ons intussen danig bezig.

Het Kiwi-spotten wat we die avond doen laat geen Kiwi's zien (toch al moeilijk in het stikdonker), maar het is evengoed apart.
De laatste dag doen we een track langs de Paterson Inlet en pakken de rugzakken weer in.

Half vijf vertrekt de boot, die over een ruwe Foveaux Strait (nu terecht een deel van de Roaring Fourties) naar Bluff stuitert.

We nemen hartelijk afscheid van het groepje kiwi's die we toevalligerwijs op het eiland vaak tegen kwamen en rijden weg van Bluff.
Richting Catlins.

zondag 2 maart 2008

Post

Dit schrijven doet wat ouderwets aan, maar dat is maar schijn. Want in vroegere tijden werd het blad van de "postmansplant" gebruikt voor een tweetal doeleinden.
1. Omdat het blad zacht is en absorbeert kan het, bij gebrek aan wc papier, goed gebruikt worden om de billen af te vegen.
2. Bij gebrek aan schrijfpapier werd het blad gebruikt om een bericht te schrijven. Men stopte het domweg in een envelop en het kwam altijd goed over.

En het kan nu ook per internet worden verstuurd. De plant wordt op deze manier toch modern.
Dus: jullie kunnen je voorbereiden op onze thuiskomst.