
We breken de tent af en gaan via Kerikeri, waar de oudste stenen handelspost staat en het oudste houten missiehuis van Nieuw-Zeeland, naar Kaitaia, dat een goede start is voor een een verkenning van de noordpunt van het Noorder-eiland en het tot de verbeelding sprekende "Ninety Miles Beach".
Ninety Miles Beach is trouwens niet eens negentig mijlen lang, maar slechts 62,5 mijl, maar dat terzijde.
Hoewel wij een 4WD hebben, wordt het rijden over het strand afgeraden. (Your vehicle may not be covered by insurance on this road). En als je vast komt te zitten...... En je moet ook goed op het tij letten. En meer van dit soort adviezen.
Ninety Miles Beach staat inderdaad officieel te boek als een weg en dan is het natuurlijk flauw om dan dit soort uitzonderingen te maken. Maar er zijn wel andere methoden om over het strand te rijden. We boeken een rit in een "Sand safari". En omdat we toch bezig zijn, tevens een cabin op een camping in Ahipara, om niet weer te verregenen.
Aihipara is een klein kustdorp, maar wel het begin (of het einde, het is maar hoe je het bekijkt) van Ninety Miles Beach. Het is vrij warm, met een stevige wind. We drogen de tent en wandelen een stukje op het brede en 104 km lange strand.
De volgende dag worden we om kwart voor negen opgehaald. De chauffeur geeft onderweg uitleg over alles en nog wat. Zo leren we heel wat over dit deel van Nieuw-Zeeland.



Naarmate we Cape Reinga naderen, rijden we door en over heuvels die bespikkeld zijn met duizenden schapen en een aantal zwarte koeien. Bij Sandy Bay gebruiken we de lunch, met het uitzicht op brekende golven van de Pacafic.



Het is nog een stukje lopen naar Cape Reinga. Op deze kaap staat nog steeds een vuurtoren die in deze tijden van GPS enz. een beetje overbodig lijkt te worden. De kaap is ook een belangrijke plek in de Maori's legendes, want vanaf hier verlaten de overleden Maori's het land. Wij kunnen ons dat wel voorstellen, want wij worden ongeveer ook van de kaap geblazen door de stormachtige, maar warme wind.

Beneden ons kolkt het water nog extra, door het samenvloeien van de Tasmanzee en de Pacific. De storm die bij de Fuji heeft huis gehouden kan het ons ook nog flink moeilijk maken.

Na de kaap rijden we naar de "Sand Dunes". Hier gaan de liefhebbers (de jongeren onder ons ha ha :-) sleetje rijden. Je moet dan wel eerst het wel erg hoge duin beklimmen (intussen gezandstraald in de harde wind), maar dan gaat het naar beneden alsof er sneeuw ligt! That's Fun! Maar wel vermoeiend. Hopelijk hebben de camera's de zandstorm doorstaan.


Via de Te Paki-rivier rijden we naar het strand.

Het is laag tij en de bus rijdt 90 km/uur over het strand. We zien Maitapa-eiland, waar je blijkbaar doorheen kan varen en we bezoeken Te Wakatehaua-eiland.

Om half zes zijn we weer op de camping.
We gaan terug naar het zuiden via de westkust. Onderweg krijgen we nog een staartje van een regenbui mee. Dat geeft in het Kauri-forest de indruk van een regenwoud.

Dat idee van een regenwoud wordt nog versterkt door de wel erg grote Kauri-bomen hier. Atie staat hier voor een 2000 jaar oude Kauri. Deze groeide dus al toe bij ons de Batavieren de Rijn afzakten.

De grootste bomen meten 14 meter in omtrek. Daar voelen wij ons klein bij. Ongelooflijk wat een grote bomen groeien hier. Dat ongeloof wordt nog versterkt door de vreemde bomen. Als er hier plotseling een dinosauriër stond, zou dat ons niet eens verbazen.


Het blijkt dat de westkust zeer dun bevolkt is en evenredig weinig campings en Motels. Helemaal niet eigenlijk. En ook weinig tankstations.

Nog net voor donker kunnen we de tent op zetten op een gratis camping bij Hellensville.
Een twintigtal eenden denken; Ha! nieuw volk! Vast ook iets te eten.

Maar wij gaan slapen.